Verhoogd toezicht in groengebieden
woensdag 14 maart 2018
Foodsavers Gent wint Food Waste Award
donderdag 22 maart 2018

Publieke zorg blijft nodig

Publieke zorg blijft nodig

‘De rode draad in ons beleid is dat we oudere mensen zo lang mogelijk in goede omstandigheden thuis willen laten wonen. Een voldoende groot aanbod aan publieke zorg is daar een belangrijk element in. Dat wil niet zeggen dat we alles zelf moeten doen. We werken nauw samen met andere zorgaanbieders,’ zeggen Rudy Coddens en Pascale Hulpiau.

Gent investeert in het publieke aanbod aan ouderenzorg. De voorbije jaren kwamen er een woonzorgcentrum en twee lokale dienstencentra bij. Het aantal assisten-tiewoningen van het OCMW nam fors toe. OCMW-voorzitter en schepen Rudy Coddens en departementshoofd ouderenzorg Pascale Hulpiau leggen uit waarom ze publieke zorg belangrijk vinden.

Rudy Coddens: ‘Publieke zorg heeft een pluralistisch karakter, ze is neutraal, niet gebonden aan een zuil en het is niet haar doel winst na te streven. Daarbij aansluitend biedt publieke zorg de beste garantie voor een goede verhouding prijs-kwaliteit. Een ander punt is dat lokale besturen vaak voortrekker zijn in zorgvernieuwing. Wij investeren in innovatieve zorginitiatieven.’

Pascale Hulpiau: ‘We zijn inderdaad trendsetters. We kunnen initiatieven ontwikkelen zonder ons te moeten afvragen of ze wel onmiddellijk kostendekkend zullen zijn. De kennis die we op die manier verwerven, delen we nadien met partners in Gent en de regio. Dat kunnen zowel andere besturen zijn als vzw’s en commerciële spelers.’

Rudy Coddens: ‘Andere organisaties die actief zijn in de ouderenzorg zoals vzw’s hebben vaak geen financiële ruimte om vernieuwende initiatieven op te zetten. Een lokale overheid kan er wel middelen voor uittrekken. Dat is uiteraard een beleidskeuze. Gent heeft voldoende schaal om in zorginnovatie te investeren en we beschikken over de juiste mensen.’

Kunt u het aspect zorgvernieuwing met enkele
voorbeelden verduidelijken?

Pascale Hulpiau: ‘In het nieuwe woonzorgcentrum Zuiderlicht in Mariakerke kunnen drie doelgroepen met zeer specifieke zorgvragen terecht: mensen met jongdementie, oudere personen met een beperking en ouderen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek die voortdurend pendelen tussen een psychiatrisch ziekenhuis en de thuissituatie. Zij vragen een zeer individuele begeleiding en de inzet van personeel met specifieke competenties.’

Rudy Coddens: ‘Een ander voorbeeld is groepswonen voor senioren. In het klassieke model van assistentiewoningen heeft iedereen een eigen appartement. Bij groepswonen heeft iedere bewoner wel een studio, maar zijn er ook gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen die ze samen beheren en waarover ze samen beslissingen nemen.’

Pascale Hulpiau: ‘Een van de komende maanden gaan we van start met de mobiele mantelzorgwoning. Daarmee willen we een oplossing bieden voor het soms grote probleem van afstand tussen de zorgbehoevende en de mantelzorger. De mobiele mantelzorgwoning is een verplaatsbare unit die we bijvoorbeeld in de tuin van een zorgbehoevende plaatsen en waar de mantelzorger kan intrekken. Of omgekeerd kan de persoon die zorg nodig heeft, vlak bij de mantelzorger gaan wonen. De nabijheid van mantelzorg, gecombineerd met reguliere thuiszorg, kan ervoor zorgen dat iemand langer zelfstandig kan blijven wonen.’

Gent financiert die projecten zelf?

Pascale Hulpiau: ‘Meestal is het cofinanciering. Voor het project Zuiderlicht bijvoorbeeld neemt Vlaanderen ongeveer dertig procent van de kosten voor zijn rekening, stad en OCMW zeventig procent. Voor het groepswonen voor senioren krijgen we steun van de provincie Oost-Vlaanderen.’

Rudy Coddens: ‘Een voorwaarde voor de cofinanciering is dat we onze kennis delen met Vlaanderen en de federale overheid, maar ook met de andere spelers in het zorgveld. Dat vinden wij prima, want het is uiteraard de bedoeling dat vernieuwende initiatieven op termijn voldoende ondersteund worden, zodat ook anderen ze kunnen aanbieden. Wij kunnen onze middelen dan inzetten voor andere vernieuwende projecten.’

Pascale Hulpiau: ‘Een mooi voorbeeld is het persoonlijk alarmsysteem. Vroeger moest een oudere twee mantelzorgers in de onmiddellijke omgeving hebben om een persoonlijk alarm te kunnen krijgen. In Gent vielen nogal wat mensen die het alarm nochtans goed konden gebruiken, daardoor uit de boot. Acht, negen jaar geleden heeft het OCMW een 24 uurspermanentie met professionals in het leven geroepen. Intussen zijn andere spelers gevolgd, zodat wij enkele maanden geleden hebben beslist ermee te stoppen. Onze rol is uitgespeeld. Wij bieden de service nog wel aan, maar dan via de reguliere diensten.’

Rudy Coddens: ‘Heel concreet heeft het Wit-Gele Kruis nu een zorgcentrale, net als de vzw Thuiszorg, een samenwerking tussen Solidariteit voor het Gezin en Bond Moyson. Ons project liep destijds enkel in de omgeving van Ledeberg, de reguliere diensten organiseren het nu in een veel groter gebied. En wij maken als OCMW van hun diensten gebruik.’

Pascale Hulpiau: ‘We willen geen concurrentieslag, we willen complementair zijn en kijken waar we extra stimuli kunnen geven.’

Rudy Coddens: ‘Een ander voorbeeld van samenwerking zijn de sleutelkluisjes. We hangen die aan de voordeur van zorgbehoevende ouderen of in de hal van een sociaal appartementsgebouw. Er zit een sleutel van de voordeur in voor bijvoorbeeld de thuisverpleegkundige. De oudere persoon hoeft de deur niet zelf te komen openmaken en de thuisverpleegkundige verliest geen tijd met wachten. De particuliere thuiszorgdienst kan efficiënter werken, omdat wij investeren in de kastjes en het onderhoud, omdat wij de code beheren. We worden daar niet voor vergoed, maar we doen het voor de inwoners. De Gentenaar staat centraal in alles wat we doen.’

Moet publieke zorg kostendekkend zijn?

Rudy Coddens: ‘Een woonzorgcentrum van het OCMW is niet kostendekkend, maar we kunnen alle kosten goed duiden. De voeding, het onderhoud, de gebouwen, de gewone verzorging, dat is allemaal wel kostendekkend. Maar het bestuur en het managementteam hebben wetens en willens keuzes gemaakt die meer personeelsinzet vragen. We investeren bijvoorbeeld extra in de animatie en de individuele reactivering van de bewoners, omdat de budgetten daarvoor te beperkt zijn. Ook voor psychologische ondersteuning zetten we extra mensen in boven op de personeelsnorm. We hebben per woonzorgcentrum iemand die de vele vrijwilligers begeleidt en hun inzet coördineert. En de kwalificatie van ons personeel is hoger dan wat volgens de erkenningsnormen nodig is en gesubsidieerd wordt. Als inrichter, als initiatiefnemer in de zorg willen we investeren in de hoop dat Vlaanderen in de toekomst iedereen die extra middelen geeft.’

Pascale Hulpiau: ‘Door kennis te delen en te tonen wat we doen willen we dat het Vlaamse niveau zich bewust wordt van de bijkomende behoeften van de bewoners.’

Rudy Coddens: ‘We hebben bijvoorbeeld tien lokale dienstencentra, in elk centrum werken een tiental voltijdse krachten. Vlaanderen subsidieert enkel een halftijds centrumleider. De stad en dus de Gentenaar betaalt het leeuwendeel van die dienstverlening. We doen dat omdat we oudere mensen zo lang mogelijk in goede omstandigheden thuis willen laten wonen. Dat is voor hen van zeer grote waarde. Maar het is ook een enorme besparing voor de bovenlokale overheid, omdat een opname in een ziekenhuis of een woonzorgcentrum  wordt uitgesteld. Nog een voorbeeld. Woonzorgcentra zijn zeer sterk gebonden aan zorgprofielen. Mensen met een laag zorgprofiel opnemen – zoals iemand die het slachtoffer is van oudermishandeling of iemand van 95 jaar met een beperkte zorgvraag – past daar niet in. Een vzw krijgt daarvoor niet de financiële mogelijkheden. Wij kunnen hun wel een plek geven. We kunnen sociale omstandigheden laten meespelen, boven op het profiel.’

Pascale Hulpiau: ‘En door ons grote aanbod kunnen we ook een oplossing op maat bieden. Een slachtoffer van oudermishandeling hoeft niet noodzakelijk naar een woonzorgcentrum, misschien is een assistentiewoning met voldoende omkadering beter.’

Heeft een lokaal bestuur op een of andere manier invloed op bijvoorbeeld de dagprijs van een woonzorgcentrum van een vzw of een commerciële speler?

Rudy Coddens: ‘We werken met alle organisaties uit het middenveld samen, we zijn een neutrale gesprekspartner. We zoeken partnerschappen en versterken elkaar.’

Rudy Coddens: ‘Toch wel, en willen wegen op de prijszetting is een bijkomende reden om als lokale overheid zorg te blijven aanbieden. Omdat we zelf aanbieder zijn, weten we wat er financieel kan en wat niet, we weten wat iets kost. We proberen de toegankelijkheid van zorg maximaal te garanderen voor iedereen, en we proberen op de betaalbaarheid bij andere spelers te wegen. Onder de dagprijs van assistentiewoningen bijvoorbeeld vallen het gebruik van de woning en de wettelijk voorziene assistentie. Als die dagprijs niet hoger is dan 33 euro, dan geven wij een financiële tegemoetkoming aan de oudere bewoner die een laag inkomen heeft, zowel voor onze eigen assistentiewoningen als voor de erkende assistentiewoningen van vzw’s en commerciële spelers. Het gaat over een leefgeld van 780 euro nadat de kosten van de dagprijs en de vaste kosten zijn betaald. Nu stellen we vast dat verschillende vzw’s en private initiatiefnemers een deel van de infrastructuur die ze aan het bouwen zijn onder de dagprijs van 33 euro willen houden. De lokale overheid werkt dus prijsregulerend. Hetzelfde geldt voor de woonzorgcentra. In alle erkende voorzieningen met een dagprijs die maximaal tien procent hoger ligt dan onze marktconforme dagprijs van afgerond 56 euro, geven wij een tegemoetkoming aan bejaarden met een laag inkomen. We laten de oudere die het niet kan betalen dus de vrije keuze van woonzorgcentrum. Tot op zekere hoogte, natuurlijk, want het is niet de bedoeling dat we de luxevoorzieningen ondersteunen.’

Pascale Hulpiau: ‘Iedereen heeft recht op een degelijke eenpersoonskamer en goede verzorging tegen een betaalbare prijs. Andere aanbieders houden daar echt rekening mee in hun prijszetting.’

In 2002-2003 heeft Gent de dienst gezinszorg geprivatiseerd. Waarom is dat gebeurd?

Rudy Coddens: ‘We bieden geen reguliere thuis-
zorg meer aan, dat klopt. We vonden dat er voldoende andere organisaties waren die dit goed deden. Maar we hebben nog altijd complementaire zorg. Vanuit de lokale dienstencentra bieden we crisiszorgondersteuning die niet in het takenpakket van de andere spelers zit of waarop zij onvoldoende snel kunnen inspelen. Die extra taken financieren we zelf, dat zijn niet-gesubsidieerde uren.’

Pascale Hulpiau: ‘We nemen de crisishulp op als er zeer snel zorg nodig is. Daarnaast bieden we thuiszorg aan mensen die te kleine pakketjes nodig hebben, een uur per week of om de twee weken. En in zeer complexe dossiers, bij mensen die zorg vermijden bijvoorbeeld of bij ouderen die in een sterk vervuilde woning leven, staan we in voor de eerste fase van ondersteuning. Met andere stadsdiensten proberen we eerst de zaken op orde te brengen, voor een structuur te zorgen en goede afspraken te maken. Als dat gebeurd is, is er een warme overdracht naar de reguliere thuiszorg. Door de geprivatiseerde thuiszorg missen we in ons aanbod een schakel in het zorgcontinuüm, maar we proberen dat te compenseren door goed samen te werken met de reguliere thuiszorgdiensten. We zijn complementair.’

Rudy Coddens: ‘Die nauwe banden met het werkveld maken het ons mogelijk onze regie beter te voeren. Is er een vraag van een zorgbehoevende, dan kijken we wat we zelf kunnen doen, wat partners kunnen doen. We werken met alle organisaties uit het middenveld samen, we zijn een neutrale gesprekspartner. We zoeken partnerschappen en versterken elkaar. Zo verzorgt een vzw vanuit haar woonzorgcentrum de assistentie in onze assistentiewoningen aan de Sint-Antoniuskaai, omwille van de nabijheid. Om dezelfde reden verlenen wij assistentie in sociale assistentiewoningen van een private socialehuisvestingsmaatschappij.’

Waarom kiest Gent niet voor de oprichting van een zorgbedrijf?

Pascale Hulpiau: ‘Verzelfstandiging is geen doel op zich. Het belangrijkste zijn onze doelstellingen en hoe we die het best kunnen realiseren. In de toekomst zullen we misschien een zorgbedrijf oprichten, zeg nooit nooit, maar nu zien we er de voordelen niet van.’

Rudy Coddens: ‘Ik kan begrijpen dat verschillende openbare besturen samen een zorgbedrijf oprichten om de publieke zorg in stand te houden, om investeringen te doen, om expertise op te bouwen. In Gent bestaat dat probleem van schaalgrootte niet. Voor een zorgbedrijf kiezen om de publieke zorg uit te besteden aan andere spelers vind ik geen goede oplossing. Publieke zorg blijft nodig.’

 

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal